zondag 14 januari 2018

Esther Verhoef ondervraagd



Esther Verhoef...moet ik haar nog voorstellen? Nee toch? Elke lezer van spannende boeken kent altijd in ieder geval de drie meestverkopende Nederlandse auteurs: Saskia Noort, Simone van der Vlugt en Esther Verhoef.

In 2003 kwam Onrust uit. Het eerste deel van een trilogie over Sil Maier. Het is eerst verschenen onder de naam Esther Verhoef, later onder het pseudoniem Escober. Ik las het toendertijd direct bij uitkomen en ben de auteur gaan volgen sindsdien. Wat een diversiteit aan boeken kwamen er tot nu toe uit.

Esther stond bovenaan het lijstje van thrillerlezers om eens vragen aan te mogen stellen.  Leuk hoor Arlidge, Fitzek en noem ze maar op wie we al allemaal vragen hebben gesteld, maar deze dame moest er ook eens aan geloven. En gelukkig wilde ze daar tijd voor vrij maken!



1. Je zit middenin het schrijven van een nieuwe thriller. Je hebt door de jaren heen een mooie afwisseling van harde thrillers, de zogenaamde vrouwenthriller en romans.
* Is het lastig bedenken wat de lezer wil en het toch zo op papier te brengen hoe het in jouw hoofd zit? Hoeveel rekening houd je daar eigenlijk mee?

Het schrijfproces is heel intens. Ik trek minstens een half tot (zoals bij ‘Nazomer’) twee jaar 24/7 op met mijn hoofdpersonen. In een actieve schrijfperiode zit ik tien tot veertien uur per dag te typen of ben ik anderszins actief in mijn manuscript aan het werken. Dat red je niet als je de motivatie van buitenaf moet halen. Ik moet mezelf voeden en motiveren en dat lukt alleen maar als ik kan schrijven over waar ik op dat moment mee bezig ben of behoefte aan heb. Het komt er meestal op neer dat ik de contrasten opzoek, die afwisseling nodig heb. Pas als het hele manuscript rond is ga ik het met andere ogen lezen en dan kan het zijn dat er bepaalde scènes de eindversie niet halen, of dat een karakter wordt aangescherpt of afgezwakt. Manuscripten die sowieso al te ver verwijderd liggen van wat ‘de lezer’ – zo die bestaat – van mij verwacht, worden onder pseudoniem uitgegeven.

2. Je laatste boek Nazomer gaat over een modeontwerpster. Welke mode-item droeg je vroeger zelf en snap je daar nu niks meer van?

Ik was niet zo bezig met mode. Net als hoofdpersoon Claudia Konings in ‘Nazomer’ was ik heel mager, niets stond me. In de winter droeg ik vaak een mosterdkleurige skibroek naar school. Het zag er niet uit, maar het was wel lekker warm tijdens het fietsen.

Terugkijkend noem dan eens een item wat je nog steeds geweldig bedacht vindt

Oversized sweaters met boothals. Ik had er drie of vier, jarenlang waren dat mijn favoriete kledingstukken. Ruim dertig jaar later liggen zulke modellen gewoon weer in de winkels.

3. Je gaat naar de 50:
*is het een leeftijd waar je tegen op ziet?

Nee, helemaal niet zelfs. Ik voel me nu absoluut beter en gezonder dan tien, vijftien jaar geleden, ook mentaal. Vroeger zat ik hele dagen en nachten rokend achter de pc en at ik ongezond, bewoog nauwelijks. Ik voelde me altijd moe en mankeerde van alles. Een jaar of tien, elf geleden heb ik een knop in mijn hoofd omgezet. Ik ben gestopt met roken en ben me in voeding gaan verdiepen. Nu eet ik al jaren vrijwel geen vlees, kant-en-klare en melkproducten meer, wel veel groenten en noten, en ik sport behoorlijk veel. De klachten van toen zijn weg, ik heb veel meer energie. En natuurlijk ben ik ouder geworden, dat merk ik heus wel, maar zolang ik nog uit mijn dak kan gaan op een hardrockconcert voel ik dat nog niet zo hard.


4. Als je kijkt naar jouw schrijfcarriere kan je niet anders concluderen dan dat het schitterend is aan verkoopcijfers en allerlei prijzen (Juryprijzen als de Gouden strop, Diamanten kogel, maar ook bijvoorbeeld een NS Publiekprijs).
Levert dit naast trots ook een enorme druk op? Kan je op zich gewoon dat nieuwe schrijfproces steeds weer onbevangen in?

Gelukkig ervaar ik die druk zoals je die beschrijft niet. Waarschijnlijk omdat de drive bij mij van binnenuit komt. Ik ben zelf mijn grootste criticus, ik wil mezelf graag verbeteren en verrassen en leg de lat hoog. Er is dus wel druk, maar die leg ik mezelf op.

5. Je hebt een periode in Frankrijk gewoond en woont nu weer in je geboortestad Den Bosch.
*Wat miste je het ergst toen jullie daar woonden? Wat is een mooi pluspunt van de Fransen? Wat mis je erg van daar nu je al weer een poos hier woont?


We hebben van 2004 tot en met 2008 in Frankrijk een vervallen wijnboerderij gerenoveerd. In ‘Rendez-vous’ heb ik herinneringen verwerkt van het eerste jaar. Het allerfijnste is de absolute rust. Je zit midden in de natuur, er is geen industrie, er zijn geen snelwegen. We kennen iedereen in de verre omtrek en er heerst een ouderwetse gemeenschapszin.
Het enige wat ik miste in Frankrijk is dat alles ver weg is. De dichtstbijzijnde supermarkt is bijna een halfuur rijden en voor een beetje stad ben je twee uur onderweg. Bussen rijden er niet. En hoewel mensen in de basis hetzelfde zijn, zijn er wel culturele verschillen. De Fransen in de Dordogne zijn minder ondernemend en wat meer van de regeltjes dan Nederlanders.



6. Je schreef een paar boekenplanken vol met dierenboeken. En je werkte vroeger in een dierenwinkel.  Moet ik mij een huis in Brabant voorstellen met een lading huisdieren? Wat loopt er rond?


Als je dierenboeken schrijft en dieren fotografeert voor je vak blijft er weleens wat plakken. Drukte iemand me een dier in mijn armen dan nam ik het mee. We zochten er een goed tehuis voor of we hielden het zelf. Konijnen, honden, kippen, ganzen, pony’s, katten, vissen… we hebben echt allerlei soorten en rassen gehad en ook veel tegelijk. Vrijwel altijd volwassen afdankers dus. Oude dieren hechten zich net zo goed aan je en passen zich prima aan, is mijn ervaring. Nu hebben we nog maar één hond, een Spaanse windhond die naar Nederland is gehaald door een Nederlandse stichting. Er worden elk jaar weer vijftigduizend (!!) van zulke windhonden afgemaakt in Spanje, terwijl het de meest zachtaardige, inschikkelijke dieren zijn die je je maar kunt voorstellen.

7. Lees je zelf graag? 
Welke boeken behoren tot jouw favoriete boeken aller tijden en zou men echt eens moeten gaan lezen.

Aan welke boeken van vroeger heb je mooie herinneringen?
‘Papa is een hond’ van Guus Kuijer heeft op mij als kind veel indruk gemaakt. Het eerste boek dat ik las zonder happy end. De eenzaamheid, de uitzichtloosheid, ik was verslagen. Ik las ook veel non-fictie, was als kind al een informatiejunk en kwam minstens een keer per week thuis met twee volle fietstassen aan bibliotheekboeken. ‘Ik sprak met viervoeters, vogels, vissen’ van Konrad Lorenz heb ik stukgelezen. En ik was ook dol op de reisverslagen van Carolijn Visser. Later ben ik meer thrillers gaan lezen. Die van Felix Thijssen, maar ook Andy McNab en Greg Iles. Bij de geboorte van een schrijver sterft de lezer is een bekende uitspraak die ik helaas kan onderschrijven. Als ik nu een boek lees ben ik teveel aan het analyseren, dan kom je er niet meer lekker in.

8. Je wilt ooit nog een echt horrorboek schrijven las ik. Is dat een wens in de verre toekomst of ..?

Dat wordt wel verre toekomst denk ik.

3 opmerkingen:

  1. Leuk om te lezen dit Intervieuw,leuke vragen. Rendez-vous was voor mij het eerste boek wat ik las van Esther, echt een aanrader. En sindsdien lees ik al haar boeken.En ze voor de tweede keer lezen zal voor mij geen straf zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen